CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Essay

Een modieuze mythe

Veronica Baas


Toen we om zes uur ’s ochtends midden in Parijs de metro uitstapte, verwachtte ik nog ruim op tijd te zijn. Maar het was opschieten geblazen, want er vormde zich al een rij, die zich tegen de tijd dat het museum openging om het gehele Louvre krulde en reikte tot aan de Seine. Het liep tegen enen (!) toen we naar binnen konden bij Christian Dior, couturier du rêve.
 
Deze overzichtstentoonstelling is ingericht om het zeventigjarig jubileum van het door hem opgerichte modehuis te vieren. Pracht en drukte wedijverden met elkaar. Rijen ongedurige mensen die elkaar wegdrukten om te kijken naar schetsen van kleren, om te kijken naar foto’s van kleren en om dan, eindelijk, te kijken naar de kleding zelf. Kleding in miniatuur, kleding gesorteerd op kleur, kleding op thema, op ontwerper. Jurken. Jassen. Tassen. Het Bar-jasje. De New Look. De term haute couture voelde nog nooit zo gerechtvaardigd; ik was niet de enige die kon worden opgedweild.

De overgang naar de koude straat was groot, na even in een sprookjeswereld te hebben rondgedoold. Bewondering ging over in verwondering, over de massahysterie waar ik net getuige van was geweest en ook over het feit dat iedereen zich tevreden stelde met het alleen maar kijken naar kleren, in plaats van ze aan te trekken. We waren duidelijk betoverd geraakt, maar door wat? Wat voor mythe werd hier in stand gehouden, en wat was hiervan de betekenis?

Betekenis en mythe zijn begrippen waaraan Roland Barthes, denker die zichzelf geen filosoof noemde, grote waarde hechtte. Hij verbleef het grootste gedeelte van zijn leven niet ver van het Musée des Arts Décoratifs en dus ook niet ver van het atelier van Dior. Hij publiceerde veel over mode en over allerhande fenomenen uit het dagelijks leven, die hij typeerde als de ‘mythen van vandaag’.  Voor Barthes zijn mythen een geavanceerde vorm in het communicatiesysteem dat onze wereld van betekenis voorziet en gegrond is in taalhandelingen.

Barthes werkt in de traditie van Saussure wanneer hij stelt dat twee termen, namelijk de “betekenisdrager” en het “betekende” samen de “betekenis” (of: “het teken”) vormen. De betekenisdrager is het woord, in de formele, lege zin, waar het betekende als het ware opgeplakt is. Het ‘associatieve totaal van deze eerste twee termen’ vormt samen de betekenis. Beide zijn nodig om tot betekenis te komen, maar in de dagelijkse perceptie is het onmogelijk iets anders te zien dan het eindresultaat: betekenis. Om tot een goede analyse te komen acht Barthes het noodzakelijk deze verschillende termen wel te onderscheiden. Hoewel gedefinieerd in termen van taal, is het discours dat Barthes bestudeerde niet beperkt tot het mondelinge of het schriftelijke. Ook kledingstukken lenen zich er uitstekend voor betekenis te hebben, zoals ik hier zal laten zien aan de hand van de New Look van Dior.

Bij een New Look-jurk van Dior is de betekenisdrager een kledingstuk met extra veel stof in de rok, boven een nauwsluitende taille. Het betekende wordt gevormd door het feit dat dit model na de rantsoenen van de Tweede Wereldoorlog schaamteloos veel stof opeiste, dat het gemaakt is door een erkend haute-couturehuis en dat na decennia van androgyne mode de vrouwelijkheid weer benadrukt werd. Het associatieve totaal van de twee vormt dus de betekenis van de New Look van Dior.
Alles wat betekenis vormt is ook geschikt voor mythevorming – cruciaal voor Barthes. Er is pas sprake van mythes wanneer de structuur van betekenisvorming zich op een hoger niveau herhaalt. Daar waar tekens (van de eerste orde) het eindproduct waren van de betekenisvorming, zijn ze in de tweede orde slechts de betekenisdrager. De betekenisdrager moet dus inhoud krijgen van een nieuw betekende (nu: “concept”), om zo samen de mythe te vormen. De betekenisdrager blijft dus dezelfde, maar draagt bovenop de eerste betekende nu ook nog de betekenis van de mythe, een grotere, samenhangende betekenis uit.
Voor Barthes, en dit maakt zijn werk politiek, worden we door deze structuur in de luren gelegd. De structuur van de tweede orde naturaliseert onze perceptie en laat ons geloven dat er inderdaad geen andere betekenis te hechten is aan bepaalde betekenisdragers.

En in de luren gelegd werd ik, daar in Parijs. En met mij velen anderen. Wat was de mythe waar wij ons aan laafden? Welke betekenis hadden deze kleren, had het merk, de mode, wellicht de stad? Waarom stonden wij met honderden urenlang te kleumen in de rij, als ware Dior een tieneridool en niet een ontwerper die al meer dan vijftig jaar dood was? Zoals gezegd is het in de normale waarneming moeilijk de analytische aspecten van betekenis te onderscheiden. Dit geldt ook op het tweede niveau, waar een betekende, nu dus door Barthes met concept aangeduid, inhoud biedt aan de betekenisdrager, en deze zo verheft tot mythe. Kenmerkend voor de zo ontstane mythe is de vanzelfsprekendheid van zijn bestaansrecht. Wanneer de aanschouwer zichzelf dwingt wél op het concept te focussen, spat de mythe uit elkaar. De betekenisdrager op het tweede niveau, die op het eerste niveau dus het teken vormde, wordt gedegradeerd tot excuus, tot  symbool, tot illustratie van het concept.

Diors vanzelfsprekende mythe is de aura van luxe. Het zijn exclusieve, bijzondere kleren, gemaakt van het duurste zijden satijn. Het paillettewerk is zo delicaat dat jurken waar negenhonderd uur handwerk in zitten geen uitzondering zijn. Twee keer per jaar vliegt de mode-elite van over de hele wereld naar Parijs om de nieuwste instanties van deze exclusiviteit te aanschouwen. Dit alles is zo bijzonder dat er een tentoonstelling in het centrum van Parijs voor wordt ingericht. Er blijft als vanzelfsprekend geen andere conclusie mogelijk: Dior is duur.

Exorbitant duur zelfs, en er zijn dan ook weinigen die zich in Dior kunnen hullen. De stoffen variant tenminste, want wat men zich wel kan veroorloven, is een flesje parfum.  Het is in de industrie dan ook geen geheim dat men verlies lijdt op de haute couture, maar dat die er wel zorgt dat er winst gemaakt kan worden op parfums en make-up. Men koopt een stukje van de mythe en het is dus van het grootste belang dat die in stand gehouden wordt.   Zoals Barthes al waarschuwde, is het onmogelijk de concentratie volledig op het concept te richten zonder dat de mythe uit elkaar spat. De creatieve geest die de kleren tekende, de vaardige vingers die ze in elkaar zetten; hun doel is niet meer het scheppen van schoonheid, maar het scheppen van schoonheid opdat het klootjesvolk consumeert. Mijn mooie tentoonstelling blijkt niet meer waard te zijn dan, zeg, Disneyland Parijs: een geslepen uitspatting van het kapitalisme. De verkopers van selfiesticks langs de rij lijken er sympathiek bij. En toch.
Toch kan ik niet ontkennen dat de mythe eindeloos trekt. Wanneer je volledig op het concept focust, reduceer je namelijk de betekenisdrager tot lege huls waar het concept op kan teren. Maar die betekenisdrager verzet zich daartegen, zo ingenieus zit de mythe in elkaar. De betekenisdrager bestaat namelijk zelf uit betekenis, zoals gevormd in de eerste laag. De betekenisdrager is dus per definitie niet betekenisloos. En dat is ook zo. De jurken zijn té mooi om alleen als kleerhanger gebruikt te worden, en de jassen weigeren dienst als kapstok. Ze hebben betekenis en weigeren die op te geven. Hetzelfde geldt voor mij: ik weiger de mode tot geldmachine te reduceren. En dus vind ik het vanzelfsprekend dat de prijzen zo hoog zijn; ik neem het op de (buitenissige) koop toe. Want Dior mag dan duur zijn,  het is, om met de mode-concurrent te spreken, het wel waard.