CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Column(?)

Columnisme: de macht van de column

Nemo Koning


‘De columnist fungeert als een overdrukventiel. Columnisten kunnen schrijven wat ze willen hoe ze maar willen. Dit wekt de indruk dat journalisten kunnen schrijven wat ze willen hoe ze het maar willen in hun krant.’ Met deze woorden – vertaling door auteur – opent Ulrike Meinhof (1934-1976) in 1968 het artikel waarmee ze haar vertrek als columnist bij het linkse tijdschrift konkret zou aankondigen. De verkondiging luidde de periode in waar ze uiteindelijk vooral om bekend zou staan, namelijk die waarin ze zich medeschuldig maakte aan verschillende aanslagen in naam van de Rote Armee Fraktion (RAF). Velen kennen Meinhof om deze reden dan ook vooral als radicaal-linkse terrorist. Een hoop van haar statements, die tot in de rechtszaal doorklonken, kenden echter naast een militante ook een inhoudelijke waarde.

 

Het artikel waarnaar ik hierboven verwijs, is daar een goed voorbeeld van.

Onder de opmerkelijke titel Kolomnismus schrijft Meinhof hierin over de positie van de column binnen een krant of tijdschrift. Praktisch gezien onderscheidt de column zich van de rest van de artikelen in een blad doordat deze vaak niet onder de eindverantwoordelijkheid van de redactie valt. Met andere woorden, waar andere artikelen vaak onder toeziend oog van de (hoofd)redactie worden geschreven, is voor de column enkel en alleen de auteur aansprakelijk. Tot op zekere hoogte hoeft de politieke invalshoek van de columnist ook niet in lijn te zijn met die van het blad, maar in de praktijk is dit vaak min of meer wel het geval. Redacties zullen hoe dan ook de verantwoordelijkheid afschuiven op de auteur wanneer zijn of haar stuk bijvoorbeeld een te controversiële inhoud kent. Wat betreft hun columns is de redactie van een blad dus onschendbaar.

 

Desalniettemin levert de column een significante bijdrage. Columnisten houden het blad interessant voor de vlotte lezer en geven het een zekere persoonlijkheid mee. Meinhof schrijft hierover: ‘Het ingekaderde maar onafhankelijke denken van de columnist geeft het hele blad de aura van onafhankelijk denken. De onbetamelijkheid van de columnist geeft het blad de aura van onbetamelijkheid. De incidentele en moedige uiting van impopulaire ideeën geeft het blad de aura van de moed tot het uiten van impopulaire ideeën.’ Columnisten binden de lezers aan het blad en reflecteren niet alleen het wereldbeeld van het blad, maar ook die van de lezer. Columnisten functioneren dus als spiegel voor het lezerspubliek, het is alleen niet geheel duidelijk of zij de opvattingen van dit publiek nu dicteren dan wel behagen.

 

Het huidige Nederlandse columnistenlandschap ziet er echter ietwat anders uit. Immers, sluit de lichtelijk reactionaire Theodor Holman nog wel aan bij Het, van oorsprong vrijzinnige, Parool? En passen de columns van de onverbiddelijk pragmatisch rechtse Ebru Umar wel in Metro, dat – niet geheel succesvol – een politiek neutraal blad poogt te zijn? Et cetera. Voorbeelden te over, naar mijn mening zijn deze kenmerkend voor de hierboven omschreven ambiguïteit van de column. De redacties van de bladen hoeven geen verantwoordelijkheid af te leggen voor de onberekenbare meningen van hun columnisten en ook de lezers van de bladen zullen zich niet altijd geheel comfortabel voelen bij de ideeën die uiting vinden in de columns. Toch blijven alle de gedurfdheid van de columnisten koesteren. De redacties vanwege hun winstgevendheid, de lezers vanwege de behoefte impopulaire meningen uitgesproken te zien.

 

Hiermee heb ik echter slechts de helft van Meinhofs argument besproken. ‘Dit wekt de indruk dat journalisten kunnen schrijven wat ze willen hoe ze het maar willen in hun krant,’ schrijft ze. Wat bedoelt Meinhof hier precies mee? Als ik het goed begrijp, zijn volgens haar ook collega-journalisten gebaat bij de ambigue rol van de columnist. Wanneer het de columnist namelijk is toegestaan volledig subjectief te zijn, zou de rest van het blad dus geheel objectief zijn. Hoe meer uitgesproken opiniërend de columnist zich toont, des te feitelijker schijnt de rest van het blad ons toe. En zo vergeet de lezer dat ook journalistiek berust op een zeker sentiment dat bepaalt welke feiten het blad halen en op welke manier deze worden weergegeven. De onderliggende constructie doet denken aan het artikel dat mijn gewaardeerde collega Emile Smits eerder schreef en waarin hij spreekt over “premiumisatie”. Op eenzelfde manier als gebrekkige budget-muesli’s ook duurdere muesli-varianten meer smaakvol doen voorkomen, zo wekken columns ook de schijn dat de reguliere secties in de bladen volledig objectief zouden zijn. Ook doet een gebrek aan nuance in menig column een subtiele vooringenomenheid van de redacties van menig blad vermoeden.

 

Op hierboven geschetste wijze dient de column derhalve als ‘overdrukventiel’. Met zijn 600 à 800 woorden is de column de ideale plaats om een ongefundeerde mening te ventileren, hetgeen bijdraagt aan de aantrekkingskracht van het blad en de rest ervan doet voorkomen als meer doordacht en zorgvuldig. Geen wonder dat elke krant en elk weekblad of tijdschrift een columnist aanstelt. Wanneer de betrouwbaarheid van een blad in zijn geheel echter een discutabel niveau bereikt, is er alle reden zich af te vragen hoe relevant het onderscheid tussen column en artikel in werkelijkheid nog is. Mocht het nodig zijn om de redactie van een blad scherp te houden, schroom dan niet om die aan te spreken op de aangestelde columnist. Deze heeft namelijk wel degelijk iets te zeggen over de waarde van het blad waarvoor deze schrijft. Indien de columnist bijzonder ingelezen en genuanceerd naar voren komt, zal de redactie beter haar best doen de verdere artikelen op peil te houden. Zo heb ikzelf enige tijd geleden nog Freek de Jonge geprobeerd weg te krijgen bij mijn favoriete blad – Vrij Nederland. Hetgeen nog succesvol is gebleken ook.