CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Apologie

Apologie

Mari van Stokkum


1. We kennen allemaal de passagier op het vliegveld die zich een weg door de massa baant, hierbij telkens mompelend: 'Sorry!' 'Pardon!' Nu, iedereen weet dat deze passagier niet echt zijn excuses aanbiedt. Het is slechts een beleefdheid, een formaliteit, we weten dat hij haast heeft, en 'sorry' is hier het toverwoord dat de massa splijt, tijdelijk uit elkaar drijft. Licht geïrriteerd maken we plaats.

2. Had de passagier misschien net zo goed 'aan de kant!' kunnen zeggen in plaats van 'sorry'? Zijn dit hier synoniemen? Maar 'aan de kant!' getuigt toch van grofheid, gebrek aan beschaving. 'Het spijt me, maar ik moet er echt langs' is wat overdreven, maar 'sorry!' is eigenlijk precies goed, gepast voor deze situatie. Dus tóch excuses? Ja, soort van.

3. Neem nu de situatie uit een feodale film, waarin de knecht diep door het stof gaat, een diepe buiging maakt, voor zijn heer. 'De oogst viel tegen, heer, we konden niet veel doen.' Hebben we hier dan de pure excuses, excuses in optima forma? De situatie lijkt misschien, op het eerste gezicht, in niets op het vliegveldscenario van zojuist. Maar net als de passagier verontschuldigt de arme boer zich, d.w.z. hij ontdoet zich van schuld, pleit zich vrij.

4. Bovendien kunnen we ons brieven voorstellen die de knecht nooit heeft verstuurd, maar waarin hij zijn 'eigenlijke' gedachten tegenover zijn heer opschrijft (zoals geïllustreerd in het nummer 'Dear Landlord' van Bob Dylan). Zijn kruiperige houding is misschien wel niet meer dan een overlevingsstrategie, een geoefende vorm van onechtheid. Misschien weet de heer dit ook en verwacht hij zelfs niks anders dan deze onechtheid, die tenminste laat zien wie aan 't eind van de dag de baas is.

5. Zo zien we dat de excuses in feite uit twee bewegingen bestaan, namelijk een buigende en een zichzelf verheffende beweging. Zelfs de slapste vorm van excuses – 'sorry als het zo op je overkwam' – toont een lichte buiging, want blijkbaar 'communiceerde ik niet goed' en ben ik dus alsnog medeplichtig aan het misverstand. Aan de andere kant zien we dat ook de knecht die door het stof gaat zich tegelijkertijd verheft: hij erkent tenminste dat hij moet knielen, hij kent z'n plek, niet zoals die ene knecht op het schavot, die zich niet liet knechten.

6. Nu heb ik eigenlijk, of eindelijk, een goede 'academische' reden om deze voorbeelden aan te halen—'sorry als dit niet vanaf het begin al duidelijk was'. Mijn vrijbrief voor het babbelen is ongeveer als volgt. We zien in Freuds latere  werken, vanaf 'Das Ich und das Es' (1923), de introductie van het zogeheten 'structuurmodel', bestaande uit de instanties Es, Ich en Über-Ich. Maar het raadselachtige aan deze indeling is dat we altijd één persoon voor ons hebben, niet drie personen. Zijn dit dan drie 'agencies', drie 'gezichten' van één en dezelfde persoon? Toch moeten we erkennen: een persoon heeft altijd maar één gezicht. Met mythische beelden zoals het engeltje op de rechterschouder, het duiveltje op de linker, compenseren we voor dit gebrek aan meerdere gezichten.

7. We kunnen Freuds late indeling misschien beter verduidelijken met een analogie zoals deze: ik geef iemand een briefje van vijf euro. Dan hebben we 1) de transactie zelf, 2) de erkende waarde van het biljet en 3) een onderdrukt (of eerder: bedrukt) aspect, namelijk dat het hier slechts gaat om een stukje papier. Dit derde aspect behoort in zekere zin tot de transactie, maar tegelijk is het geen onderdeel van de transactie: ik zou bijvoorbeeld nooit mijn auto weggeven voor slechts een stukje papier. De waardeloosheid van het papiertje moet worden bedrukt met een waarde; we moeten, als het ware, zo snel mogelijk vergeten dat 't slechts een papiertje is.

8. Wanneer ik m'n excuses aanbied, kunnen we eveneens spreken van een indeling in 1) de handeling zelf, 2) de waarde – gepaste excuses voor de situatie, niet te veel of te weinig – en 3) een onderdrukt aspect, name- lijk het impliciete besef dat ik me nooit werkelijk ontdoe van schuld, d.w.z. 'praatjes vullen geen gaatjes' (of in een variatie, 'sorry, mijn naam is Corry'). Als ik, bijvoorbeeld, per ongeluk iemands mobieltje kapotmaak, wat hebben excuses dan eigenlijk voor zin? ('Maak dan liever geld over.') Het voorwerp zal niet terugkeren met dit toverwoord 'sorry'. Beogen de excuses dan niet het onmogelijke? En aan de andere kant van de lijn: de vergeving, waarin ik m'n herstel vind. Maar ook dit zijn slechts woorden, zoals ook het geld eigenlijk een stukje papier is. We weten het maar willen het niet weten, want het volle besef hiervan zou de transactie bij voorbaat annuleren.

9. Toch is het geen bubbel die ieder moment dreigt te barsten, geen kaartenhuis dat ineen dreigt te storten. Zoals we zeggen, 'geld stinkt niet', zouden we evengoed kunnen zeggen, 'excuses stinken niet'. Het is juist zo dat kletsmajoor Corry haar krediet heeft verspeeld, dat háár praatjes niks meer waard zijn, omdat ze er zelf ook geen gevolgen uit trekt voor de toekomst. Ze is met al haar vluchtige excuusjes mijlenver verwijderd van 'sorry, het zal niet meer gebeuren'. ('Je blijft maar sorry zeggen, maar wanneer verander je?') En zo zien we ook hier opnieuw dat de buiging van de excuses gepaard moet gaan met een verheffing van het zelf.

10. De analogie met het geld verduidelijkte zojuist hoe één handeling meerdere kanten heeft, die niet slechts verschillende perspectieven zijn op de zaak, maar juist allen tot de kern van de zaak behoren. De analogie stokt echter met het besef dat excuses geen ruilmiddel zijn. Denk hier, behalve aan Corry, ook bijvoorbeeld aan de houding van de baldadige puber – 'maar ik heb toch al sorry gezegd?' – die de excuses slechts inzet als extra drukmiddel om z'n zin te krijgen. De waarde van excuses wordt bepaald door de intentie, evenals door de inschatting van de ander of de excuses wel oprecht zijn.

11. Ik bied m'n excuses aan: hierin ligt zowel een aspiratie als een vorm van censuur, namelijk het verbod op de waardeloosheid, dat bovendien veel meer is dan slechts de verbloeming van waardeloosheid. De categorische ontkenning dat excuses ooit oprecht kunnen zijn, is niet aan ons besteed: we blijven nu eenmaal personen. Spijt, vergeving, dank en verwijt zijn de abc's van de persoon in haar relaties met anderen, en de nepheid hiervan kan enkel worden beoordeeld naar maatstaf van hun echtheid, die de regel blijft, zelfs als alle individuele gevallen ervan zouden afwijken.

12. Veeleer moet het onderscheid tussen echt en nep bij elke excuses opnieuw worden gemaakt. Het risico op waardeloosheid is daarmee als het ware de 'subtext' van de excuses. Maar tegelijk zou een directe affirmatie van de waardeloosheid elke excuses juist bij voorbaat onmogelijk maken. Aldus is de waardeloosheid de onmogelijke buitenkant van de excuses, die desalniettemin van buitenaf de excuses hun bijzondere vorm en gestalte geeft.

13. In dezelfde trant kunnen we ook Es begrijpen. Wat vanuit Es komt bovendrijven en steeds opnieuw moet worden ontkend, vergeten, verdrongen, zijn niet de fantasieën van een dierlijke mens die ongegeneerd zijn hete lusten wil botvieren. Es is niet deze wildebras, of duveltje-uit-een-doosje. Het merkwaardige is juist dat Es met vlag en wimpel slaagt voor de inburgeringscursus, maar alsnog buiten de deur wordt gehouden. Als onmogelijkheidsvoorwaarde voor ethisch handelen is en blijft het altijd aan de buitenkant. Er zijn dan ook geen concrete voorbeelden of illustraties van een moraal van het Es (behalve in de mythische voorstelling: een schilderij van Jeroen Bosch, koloniale propaganda van wilde volkeren, etc.)—evenmin als er voorbeelden zijn van een economie waarin geen geld, maar alleen papier kan worden gebruikt.

14. We kunnen de wereld van het personenverkeer, van intiem tot zakelijk, definiëren als het 'apologetische veld'. Elk antwoord van de persoon is een weerwoord, ja zelfs een smeekbede is in zekere zin een weerwoord met een eigen soort koppigheid. 'Sorry' is nooit zomaar 'sorry'—heeft niet één, maar drie aspecten. In het spel van woord en weerwoord zien we de strijd tussen perspectieven, maar ook binnenin de persoon, de geheimzinnige acrobatiek van het groter-dan-zichzelf-zijn – het ideaal – en hiermee onlosmakelijk verbonden, de censuur van het waardeloze.

15. Tevens zien we dat wanneer kinderen (inclusief volwassen kinderen) experimenteren door niet-personen in het apologetische veld te betrekken, er opnieuw een monologisch, half spel ontstaat van woord en weerwoord, met als sleutelwoorden 'sorry', 'dankjewel', 'alsjeblieft', 'graag gedaan', etc. Met als absoluut hoogtepunt de prullenbak of toiletpot met ogen en mond, die 'feed me!' roept en ook dankbaar is voor onze rommel. Ook zijn er huisdieren in de hemel, eeuwig dankbaar naar hun baasje. Zo mondt het apologetisch veld vanzelf uit in de werelden van het sprookje.

16. De persoon vraagt zich vervolgens af: wie of wat behoort écht tot dit veld? Waar stopt en begint het? Want in zekere zin kan het spel van woord en weerwoord ook quasi-monologisch worden voortgezet: je botst tegen een lantaarnpaal en zegt 'sorry', misschien vanuit schrik; het hamburgertje dat ooit vrolijk 'kies mij!' riep, fluistert nu opeens 'smeerlap', 'moordenaar'. Ja, het zijn projecties, maar projecteren we niet evengoed gedachten op mensen? Vaak met groot succes, ook al denken ze niet letterlijk wat we denken dat ze denken. En daarnaast is er niet alleen medelijden met de doden, maar ook het gevoel van verplichting tegenover de doden; of tegenover de altijd-al-dode, namelijk God.

17. Zoëven zei ik: het apologetisch veld mondt uit in de werelden van het sprookje. Vanuit de volwassenheid kunnen we – met terugwerkende kracht – het echte, concrete veld onderscheiden van de fantasmata. Nu blijkt echter dat ook het concrete veld geladen is met allerlei contrafactische impulsen: oma zou boos zijn als ze erachter kwam dat ik vijf euro uit haar portemonnee had gestolen; en oma is geen 'sprookje', oma is contrafactisch aanwezig.

18. Zo is ook de klacht van de dieren voelbaar, niet in hun schreeuw maar juist in hun stomheid: 'Taalloosheid: dat is het grote leed van de natuur. (...) Omdat ze stom is, treurt de natuur. Maar van nog diepere betekenis is de omkering van deze zin: haar verdriet doet haar verstommen' (Benjamin, Über Sprache überhaupt und über die Sprache des Menschen (1916)).

19. Dus waar stopt het apologetisch veld? De hedendaagse academische filosofie leidt hier in principe twee soorten poortwachters op: de utilist vindt het criterium in pijn en plezier, de humanist legt de lat hoger en eist rede. De humanist wijst erop dat het dier onze excuses nooit kan begrijpen en dus ook niet kan aanvaarden, dat ze daarom ongepast zijn, we ons tegenover hen niet kunnen of hoeven te verontschuldigen. De utilist ziet daarentegen in pijn en plezier de analogie van klacht en dank in het personenverkeer.

20. De zoektocht naar een objectief criterium, in het gesteggel tussen deze twee poortwachters, is in feite een poging om het apologetisch veld zoveel mogelijk van zijn contrafactische geladenheid te zuiveren. De speelse gewetenswroeging aan de eettafel in ieder huishouden geeft blijk van een diepere antinomie. Waarom excuses maken tot in het oneindige, als deze nooit zullen worden aanvaard? Tegelijk zouden ze klagen, verwijten maken of ons bedanken, als ze konden spreken.

21. Waar begint het apologetisch veld? Hier lijkt op het eerste gezicht maar één antwoord mogelijk: in de relaties tussen personen. Maar tegelijk zagen we dat de persoon eerst met zichzelf in relatie moet treden om überhaupt deel te nemen aan het personenverkeer. Elke buiging of dankzegging is op zich al verraad tot de ontologie: geen 'zijn' maar een 'poging tot zijn'.

22. Ze begeeft zich niet in de ene concrete wereld, maar tussen het ideaal en het verbod. In de maatschappij, als medewerker, is ze groot omdat ze iets goed kan; in de samenleving, als persoon, is ze slechts dan groot wanneer ze zichzelf in de eigen vernedering verheft: de geheime acrobatiek beoefent. Hoe kan de persoon zo glibberig zijn, mijn ontologische fetisj zo ontvluchten? O persoon, tegenspraak zelve, nooit in levenden lijve, summum van narcisme, ontloopt haar straf en... wordt vervolgd...